Het LINT bestaat pas enkele maanden, maar MBO-V student Rebecca Voorrips zou niet anders meer willen. Sinds anderhalf jaar volgt ze een leerwerktraject in de Sint Maartenskliniek – ze maakte de ‘oude’ situatie dus ook nog mee. Een wereld van verschil, vertelt ze enthousiast. “Toen ik net begon, had ik een inwerktraject van één maand. Daarna kreeg ik meer verantwoordelijkheden en was ik vaker op mezelf aangewezen. Natuurlijk kon ik mijn collega’s aanschieten voor hulp of feedback, maar er was niet altijd meteen iemand beschikbaar. Sinds het LINT is dat veranderd. Tegenwoordig kijkt er altijd een werkbegeleider over je schouder mee. Dat is ontzettend prettig.”
Puzzelstukjes op hun plek
In het LINT coachen en begeleiden adviseurs en docenten van de onderwijsinstellingen op locatie studenten, leerlingen én hun werkbegeleiders. In dit geval is die locatie de afdeling Neurorevalidatie van de Sint Maartenskliniek. Het idee voor een LINT ontstond zo’n anderhalf jaar geleden, vertelt teamcoördinator verpleging Dick Richards. “Al langer wilde de Sint Maartenskliniek de werkbegeleiding rondom studenten anders inrichten voor een betere taakverdeling. Het toeval wil dat in diezelfde periode de Sint Maartenskliniek, de HAN en later ook het ROC een intentieverklaring voor een intensievere samenwerking ondertekenden.”
Wat ook meespeelde, was de maatschappelijke roep om meer op te leiden in de zorg, aldus Dick. “Verschillende puzzelstukjes vielen zo op hun plek. Toen dachten we: laten we gewoon beginnen, dan zien we wel waar het schip strandt. Daarmee was het LINT geboren.” Lachend: “Inmiddels is de organisatie een stuk groter dan we vooraf hadden gedacht.”
Stukken kritischer
Dat blijkt, want in de praktijk verzorgt het LINT acht klinische bedden binnen de afdeling Neurorevalidatie. De zorg wordt door negen leerlingen en studenten uitgevoerd, onder supervisie van ervaren verpleegkundigen, de werkbegeleiders. De samenwerking tussen beide groepen verloopt soepel, vindt Rebecca. “Tijdens het ochtendoverleg worden de zorgtaken verdeeld en hoor je wat er gedaan moet worden. Daarnaast overleg je met je medestudenten en werkbegeleider wat jouw leerdoelen zijn, en of je ergens hulp bij nodig hebt. Denk aan een verpleegtechnische handeling, zoals het inbrengen van een infuus. Je supervisor kan op dat moment met je meekijken en je beoordelen. Uiteraard kun je ook hulp vragen aan een medestudent, bijvoorbeeld als een patiënt gewassen moet worden. Aan het einde van de dag is er bijna altijd een evaluatie: wat ging goed, wat kon beter? Je trekt dus echt met elkaar op.”
Rebecca merkt vooral dat het onderwijs uitdagender is geworden dankzij het LINT. “Als ik een handeling uitvoer bij een patiënt, krijg ik nu standaard kritische tegenvragen. Neem als voorbeeld een patiënt die sondevoeding nodig heeft, maar misselijk is. Zet ik die persoon wel of niet rechtop, dien ik de voeding langzaam of snel toe, en waarom – en op basis van welke theorie? Voorheen dacht ik daar heus wel over na, maar nu ben ik vaker hardop aan het redeneren. Je wordt er stukken kritischer door.”
HBO-V student Chantal Eemers loopt sinds twee maanden stage in de Sint Maartenskliniek en ‘rolde’ daardoor automatisch in het LINT. Ook zij merkt een groot verschil met haar vorige stages. “In plaats van dat een begeleider je de hele dag aan de hand neemt, is het nu andersom en maak je vaker zelf keuzes. Wanneer moet een patiënt in bed blijven, wanneer haal je diegene er juist uit, welke andere afspraken zijn nodig? Maar er kijkt wél altijd iemand met je mee – een fijn gevoel.”
Wederkerig leren
Een belangrijke aspect van het LINT is het wederkerig leren – er is geen sprake van de klassieke meester-gezel situatie. Integendeel: werkbegeleiders en docenten leren óók van studenten. Een gegeven dat nieuw is voor Dick. “In mijn studietijd werd er van studenten geen assertiviteit verwacht. Hoe anders is dat nu: in het curriculum van Chantal is veel aandacht voor eigen initiatief, communicatie en een kritische houding. Dat zie ik terug op de werkvloer, als studenten of leerlingen me vragen stellen over het waarom van een handeling. Waar ik voorheen sneller op de automatische piloot werkte, denk ik nu kritisch na over mijn eigen handelen.”
Dat kan soms voor verrassende nieuwe inzichten zorgen, blijkt wel uit een situatie die Chantal recentelijk meemaakte. “Laatst keek ik mee met een werkbegeleider die een injectie toediende in een spier en meteen aspireerde – het terugtrekken van de naald om te controleren of er geen bloedvat is geraakt. Op school leren we echter dat dit aspireren niet meer hoeft, behálve als je in de bil injecteert. Ik kaartte dat aan en vervolgens vergeleken we samen de literatuur met het protocol van de Sint Maartenskliniek. Ontzettend interessant.” Dick lacht: “Twintig jaar geleden was zoiets echt niet gangbaar, maar nu zochten Chantal en haar werkbegeleider het sámen uit. Mooi om te zien dat studenten die vaardigheden en competenties aan ons overbrengen.”