Handelingen zonder nadenken doen is niet vanzelfsprekend
Bij DCD werkt het zenuwstelsel niet optimaal. De hersenen sturen de spieren niet goed aan, waardoor het moeilijk is:
- te plannen en te programmeren;
- spieren te coördineren en controleren;
- handelingen aan te leren en uit te voeren.
Bij het opgroeien leer je door oefening en bepaalde handelingen te doen. Je herinnert je deze handelingen en kan ze daarna zonder nadenken doen. Bij kinderen met DCD gaat dit automatisch aanleren niet vanzelf. Zij hebben meer moeite om handelingen goed uit te voeren. Vaak gaat het beter bij eenvoudige acties dan bij moeilijke taken die ze moeten uitvoeren als bijvoorbeeld iemand een opdracht geeft. Dit kan problemen geven in verschillende situaties, zoals op school. Kinderen met DCD hebben vaak meer tijd nodig om opdrachtjes uit te voeren en kunnen moeite hebben om zich te concentreren en te begrijpen wat er om hen heen gebeurt.
Bij wie komt het voor
DCD is een aandoening die voorkomt bij 5 tot 7% van de basisschoolleerlingen. Het komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Als je al ADHD hebt, is de kans groter dat je ook last hebt van DCD. Ongeveer de helft van de kinderen met ADHD heeft ook DCD. Ook komt DCD vaker voor bij kinderen met leerproblemen zoals dyslexie en PDD-NOS.
Verloop van DCD
Soms is het moeilijk om te zien dat een kind DCD heeft als het nog jong is. Het is dus belangrijk om goed te kijken naar hoe jouw kind beweegt en functioneert. DCD gaat niet vanzelf over, maar sommige problemen kunnen wel minder worden als het kind ouder wordt. Dit kan komen doordat het kind een andere manier heeft gevonden om een handeling uit te voeren of omdat de handeling niet meer nodig is.