Artikeloverzicht

Plaatsen van een heupprothese: de keuze voor de achterste benadering

Bij het plaatsen van een heupprothese kan de chirurg verschillende benaderingen gebruiken om toegang te krijgen tot het heupgewricht. Bij de Sint Maartenskliniek wordt de achterste benadering gehanteerd. Hierbij is de toegang tot het operatiegebied ruimer dan via de voorkant. Daardoor heeft de chirurg beter zicht op het operatiegebied en kan de chirurg overal goed bij. Wereldwijd is dit de meest gebruikte methode. Ook voorkomt het, in geval van vervanging van de prothese (revisie), dat het weefsel extra verzwakt of onnodig littekens veroorzaakt. 

De richtlijn van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) geeft aan dat er geen belangrijke verschillen zijn tussen de benadering via de voorkant of via de achterkant.

Verschillende benaderingen bij een heupprothese 

Een heupprothese vervangt het aangetaste heupbot door een metalen implantaat. Om bij het heupgewricht te komen, kan de chirurg via de voorkant, zijkant of achterkant opereren. De voorste en achterste benaderingen worden het vaakst gebruikt. De voorste benadering wint in Nederland aan populariteit, maar is al sinds de jaren 1950 in andere landen, zoals Frankrijk, in gebruik.

Voorste benadering: relatief klein voordeel

Hoewel beide benaderingen goede en vergelijkbare resultaten kunnen geven, gaat het allereerste herstel na de operatie via de voorste benadering iets sneller. Na 6 weken is er geen verschil meer in uitkomsten. De voordelen bij de eerste nieuwe heup zijn dus relatief klein. Komt het aan op vervanging van de prothese, bij blijvende klachten of slijtage, dan is het een groot voordeel als er gebruik is gemaakt van de achterste methode. Vervanging gebeurt namelijk ook via die methode. Opnieuw opereren via de achterste methode leidt dan niet tot onnodige en extra verzwakking en verlittekening van het weefsel. Bovendien geeft de achterste benadering een grotere zicht en de betere toegang voor de chirurg. Aangezien de Sint Maartenskliniek, naast dat er zo'n 2200 nieuwe heupen en knieën worden geplaatst, specialist is in revisiechirurgie kiezen wij altijd voor de achterste benadering.

Veelvoorkomende misvattingen over de voorste benadering

Er bestaan enkele veelvoorkomende misvattingen over de voorste benadering van een heupprothese-operatie. Hieronder worden de belangrijkste besproken. 
 
Misvatting 1: de voorste benadering is een nieuwe methode 
Hoewel de voorste benadering relatief nieuw lijkt in Nederland, wordt deze techniek al meer dan 70 jaar gebruikt, vooral in Frankrijk. Wereldwijd wordt de achterste benadering echter vaker toegepast. 
 
Misvatting 2: de voorste benadering veroorzaakt minder spierschade 
Hoewel bij de voorste benadering de spieren intact blijven, is dit ook vaak het geval bij de achterste benadering. Dit hangt af van de specifieke situatie van de patiënt, zoals de hoeveelheid spierweefsel en de vorm van de heup. 
 
Misvatting 3: patiënten ervaren minder pijn na de voorste benadering 
Er zijn geen significante verschillen in pijnklachten tussen patiënten die geopereerd zijn via de voorste of de achterste benadering. Onderzoek toont aan dat pijn vooral wordt beïnvloed door factoren zoals pijnstilling, vroege mobilisatie en de voorbereiding op de operatie.  
 
Misvatting 4: sneller naar huis na een voorste benadering 
Patiënten die via de voorste benadering zijn geopereerd, kunnen vaak snel naar huis. Dit snelle herstel wordt echter ook bij de achterste benadering behaald door gebruik van de Rapid Recovery-methode, waardoor patiënten vaak de dag na de operatie al naar huis kunnen.  
 
Misvatting 5: minder leefregels na de voorste benadering 
Er zijn kleine verschillen in leefregels tussen de voorste en achterste benadering, maar deze zijn vaak minimaal. Patiënten die via de achterste benadering zijn geopereerd, moeten zich aan vergelijkbare leefregels houden als bij de voorste benadering. 
 
Misvatting 6: minder complicaties bij de voorste benadering 
Hoewel de voorste benadering een lager risico op luxatie (uit de kom schieten) kent, brengt deze ook andere complicaties met zich mee, zoals een verhoogde kans op zenuwbeschadiging en dijbeenbreuken. Uit de Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten (LROI) blijkt bovendien dat er een grotere kans is dat de prothese bij de voorste benadering na zeven jaar loslaat.

De beste benadering voor een heupprothese

De richtlijn van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging geeft aan dat er geen belangrijke verschillen zijn in de lange termijnresultaten tussen de voorste en achterste benadering. De keuze voor een benadering hangt vaak af van de voorkeur en ervaring van de chirurg, en de specifieke situatie van de patiënt. Bij de Sint Maartenskliniek wordt gekozen voor de achterste benadering vanwege de bewezen resultaten en de optimale zichtbaarheid voor de chirurg tijdens de operatie.  
 
Het succes van een heupoperatie hangt echter niet alleen af van de gekozen benadering. Ook factoren zoals de ervaring van de chirurg, de fysieke gesteldheid van de patiënt en het revalidatietraject spelen een belangrijke rol. Bij de Sint Maartenskliniek wordt elk onderdeel van de behandeling zorgvuldig afgestemd om de best mogelijke resultaten te behalen.  

Conclusie

Bij de keuze voor de benadering bij een heupprothese spelen meerdere factoren een rol. De Sint Maartenskliniek kiest voor de achterste benadering vanwege de bewezen veiligheid en goede resultaten, ook in combinatie met revisiechirurgie.