print
Op de afdeling
Het is belangrijk om uw bloedsuikerspiegel goed in de gaten te houden. Een goede bloedsuikerregulatie draagt bij aan een voorspoedig herstel van de operatie. Tijdens en rondom de operatie streven we daarom naar 5
een bloedsuiker tussen de 6 en de 10 mmol/l. Is uw bloedsuiker te hoog of te laag, dan kunnen we besluiten vaker te controleren. Bij een te hoge glucosewaarde kan de verpleegkundige bovendien een kortwerkende insuline toedienen, ook als u thuis geen insuline gebruikt.
Bloedsuikercontrole
Op de dag van de operatie en de eerste dag na uw operatie controleert de verpleegkundige dagelijks vier keer uw bloedsuikerwaarde: als u nuchter bent (of rond 7.00 uur), voor de lunch (rond 12.00 uur), voor het avondeten (rond 17.00 uur) en voor het slapen gaan (rond 22.00 uur).
Gebruikt u insuline, dan gaan we ook na de eerste dag na de operatie door met het prikken van dagcurves. Als u alleen tabletten gebruikt en de bloedsuikerwaarden zijn goed, worden de controles in overleg met de arts verminderd of gestopt.
Maaltijden en tussendoortjes
Op de afdeling kunt u uw eigen maaltijden samenstellen. Bent u gewend aan tussendoortjes, dan kunt u dit tijdens uw opname doorgeven aan de verpleegkundige of voedingsassistent. Wij houden daar graag rekening mee. Ook als u de warme maaltijd liever ’s middags eet in plaats van ’s avonds kunt u dit melden.
Zelfcontrole en zelfregulatie
Het kan zijn dat u gewend bent uw eigen bloedsuikers te meten en uw dosering insuline aan te passen aan de hoogte van de bloedsuikers. Wilt u hiermee doorgaan tijdens de opname, dan kunt u hierover afspraken maken met de verpleegkundige bij opname op de verpleegafdeling. Soms kunt u de controle niet zelf uitvoeren, bijvoorbeeld in de periode rondom de operatie. Op dat moment neemt de verpleegkundige de controle van u over. De bloedsuikerwaarden en toegediende insulinedosering noteert u in uw eigen dagboek. De verpleegkundige neemt bij de controletijdstippen de bloedsuikerwaarden over op de registratielijst van de verpleegkundigen.
Aanspreekpunt
Tijdens uw opname zijn de verpleegkundige en de zaalarts verantwoordelijk voor het regelen van uw bloedsuikers. Als u vragen heeft over uw diabetesbehandeling, kunt u deze stellen aan de verpleegkundige die op dat moment voor u zorgt of aan de zaalarts. Als zij uw vraag niet kunnen beantwoorden, zoeken zij contact met een diabetesspecialist (internist of diabetesverpleegkundige). Het kan zijn dat u zelf inschat dat het nodig is om met een internist of diabetesverpleegkundige te overleggen over uw diabetesbehandeling tijdens opname. In dat geval kan de verpleegkundige uw verzoek doorgeven aan de internist of diabetesverpleegkundige.