print
De eerste operatie
Tijdens deze operatie wordt uw schouderprothese verwijderd.
Om het schoudergewricht te bereiken kan vaak het aanwezige litteken open worden gemaakt. Soms is het nodig om een snee op een andere plek te maken.
Op het moment dat we de prothese goed kunnen bekijken beoordeelt de chirurg nogmaals wat de toestand is van het kunstgewricht. Alle onderdelen van de prothese of de gehele prothese wordt met behulp van speciale instrumenten verwijderd.
Tijdens de operatie nemen we weefsel af, dit wordt in het laboratorium op kweek gezet. Dit doen we om een eventuele infectie te kunnen uitsluiten of aantonen.
Als de prothese is verwijderd wordt de operatiewond gehecht en de schouder verbonden.
Tijdens de ingreep, en ook daarna op de afdeling, krijgt u antibiotica toegediend om de kans op een infectie te verkleinen. De lengte van uw antibioticakuur hangt af van de reden van de operatie. In eerste instantie krijgt u antibiotica via een infuus. Voor u met ontslag naar huis gaat wordt dit meestal omgezet naar antibiotica in tabletvorm. Hoe lang u in totaal antibiotica moet gebruiken is van meerdere factoren afhankelijk en zal met u besproken worden tijdens de behandeling.
De tweede operatie
Om het schoudergewricht te bereiken kan vaak het aanwezige litteken weer open worden gemaakt. Soms is het nodig om een snee op een andere plek te maken.
Tijdens de operatie nemen we, net als tijdens de eerste operatie weefsel af, dit wordt in het laboratorium op kweek gezet. Dit doen we om een eventuele infectie te kunnen uitsluiten of aantonen.
Tijdens de tweede operatie wordt er een schouderprothese ingebracht. Een eventuele botafwijking van de schouderkom wordt opgevuld met donorbot. Incidenteel komt het voor dat het botverlies zo uitgebreid is dat het niet meer opgevuld kan worden met donorbot. De kans hierop wordt voorafgaand aan de operatie zo goed mogelijk ingeschat en dan zal een alternatief plan gemaakt worden.
Vervolgens plaatst de chirurg de nieuwe prothese. Welk type schouderprothese bij u geplaatst wordt, is voor de operatie met u besproken. Hieronder worden de verschillende opties uitgelegd.
In de meeste gevallen zal er besloten worden dat een omgekeerde schouderprothese het meest geschikt is. Hierbij plaatsen we een kop op de oorspronkelijke kom, deze wordt met schroeven vastgezet op de schouderkom. In de bovenarm plaatsen we een kom, deze wordt op een steel in de mergholte van de bovenarm bevestigd. Afhankelijk van de stevigheid van het bot, plaatst de chirurg de steel klemvast in de bovenarm (ongecementeerde prothese) of bevestigt de steel met botcement (gecementeerde prothese).
Soms is het mogelijk om een anatomisch prothese te plaatsen. Hierbij plaatsen we een kunstkom op uw schouderkom, deze wordt met botcement bevestigd. Vervolgens wordt een steel in de mergholte van de bovenarm geplaatst waarop een kunstkop wordt bevestigd. Afhankelijk van de stevigheid van het bot plaatst de chirurg de steel klemvast in de bovenarm (ongecementeerde prothese) of bevestigt de steel met botcement (gecementeerde prothese).
Incidenteel is het nodig om een 3D geprinte prothese te plaatsen op de plek van de schouderkom. Meestal kan een eventuele botafwijking van de schouderkom worden opgevuld met donorbot. Soms komt het voor dat het botverlies zo uitgebreid is dat het niet meer opgevuld kan worden met donorbot. Dan is het ook niet mogelijk om op het bot een standaard prothese te bevestigen. Tijdens de eerste operatie, als de schouderprothese wordt verwijderd, beoordeelt de chirurg hoeveel botverlies er is aan de schouderkom. Na de eerste operatie kan het nodig zijn om een CT scan te maken om het botverlies nog beter in beeld te brengen. Dan kan bepaald worden of een standaard prothese geplaatst kan worden of niet. Indien dit niet kan dan zijn er twee opties:
- Er is wel nog voldoende bot om een 3D geprinte prothese te plaatsen. In dat geval wordt er specifiek voor uw schouder een prothese op maat gemaakt. Dit betekent dat er langere tijd zit tussen de eerste en de tweede operatie omdat deze prothese dan eerst moet worden gemaakt.
- Er is zoveel botverlies dat er geen enkele mogelijkheid meer is om een prothese op het bot van de schouderkom te bevestigen. In dat geval kan er vaak wel nog een prothese in de bovenarm geplaatst worden waarop we dan een extra grote schouderkop bevestigen.
Als de prothese is geplaatst wordt de operatiewond gehecht en de schouder verbonden.
Tijdens de ingreep, en ook daarna op de afdeling, krijgt u antibiotica toegediend om de kans op een infectie te verkleinen. De lengte van uw antibioticakuur hangt af van de reden van de operatie. In eerste instantie krijgt u antibiotica via een infuus. Voor u met ontslag naar huis gaat, wordt dit meestal omgezet naar antibiotica in tabletvorm. Hoe lang u in totaal antibiotica moet gebruiken is van meerdere factoren afhankelijk en zal met u besproken worden tijdens de behandeling.
Risico’s van beide operaties
De belangrijkste reden voor het uitvoeren van deze operatie is pijn. De oorspronkelijke pijnklachten verdwijnen na de operatie vrijwel helemaal, hoewel u direct na de operatie tijdelijk wel een andere soort pijn ervaart. Deze pijn wordt in de loop van de tijd minder. Na tien jaar doet 90% van alle schouderprothesen het nog goed.
Bij deze operatie moet u, op korte of langere termijn, rekening houden met de volgende risico’s:
- Wondgenezingsstoornissen
- Infectie
- Nabloeding
- Zenuwletsel: er is een kans op gevoelsstoornissen in de arm en hand en krachtsverlies door letsel van de axillaris zenuw. Meestal ontstaat dit door rek of druk op de zenuw tijdens de operatie. In de meeste gevallen is de uitval van de zenuw niet blijvend. Tijdens de operatie kunnen ook oppervlakkige zenuwtakjes geraakt of gekneusd worden. U ervaart dan een dof of tintelend gevoel van de huid rondom het litteken. Dit wordt doorgaans in de loop van de tijd minder.
- Fractuur: tijdens het verwijderen van een prothese en tijdens of na het inbrengen van de prothese kan het bot breken. Als dit gebeurt tijdens de operatie kan dit meteen worden behandeld.
- Loslating van de prothese (op de lange termijn)