Zo verloopt het onderzoek

Wat kunt u verwachten tijdens deze afspraken?

  • Het eerste bezoek aan de Sint Maartenskliniek vindt plaats aan het begin van het onderzoek.
  • Dit bezoek duurt ongeveer 3 uur.
  • Bij de start worden de volgende metingen uitgevoerd:
    • Lichamelijk onderzoek
    • Looptesten
    • Röntgenfoto's
    • Vragenlijsten
    • Bloedafname

 

  • 3 jaar na de eerste meting komt u terug naar de Sint Maartenskliniek voor een vervolgmeting.
  • Dit tweede bezoek duurt ongeveer 60 minuten.
  • Tijdens dit bezoek herhalen we de volgende onderzoeken:
    • Lichamelijk onderzoek
    • Röntgenfoto’s van de knieën en handen
    • Looptesten
    • Vragenlijsten

Uitleg over de metingen

De onderzoeker meet uw lengte en gewicht, onderzoekt uw hand of knie, meet knijpkracht en uw beenomtrek.

Tijdens een paar korte looptesten draagt u kleine kastjes (bewegingssensoren) op uw schoenen, onderrug en bovenlichaam. Hiermee kunnen we de bewegingen die u maakt nauwkeurig meten. Denk hierbij aan de snelheid waarmee u loopt, de grootte van de stappen die u zet en hoe u zich omdraait.

Bij de afdeling Radiologie worden röntgenfoto’s van de knieën en handen gemaakt. Beide handen komen op één foto en beide knieën komen op één foto.

U vult een aantal vragenlijsten in. De vragen gaan over persoonlijke en ziekte kenmerken, uw medische geschiedenis, uw manier van leven, geestelijke en maatschappelijke kenmerken, pijn, lichamelijke functie, angst, depressie en vermoeidheid.

De onderzoeker neemt twee buisjes bloed af. Alles bij elkaar nemen we 16 milliliter bloed bij u af. Deze hoeveelheid geeft bij volwassenen geen problemen. Ter vergelijking: iemand die bloed geeft bij de bloedbank, geeft per keer 500 milliliter bloed.

Als u artrose heeft in heup, knie of enkel, zullen we u ook vragen om mee te doen aan een extra onderdeel van de studie. Bij ongeveer 125 mensen meten we daarin het bewegen in het dagelijks leven. Daarvoor krijgt u een polshorloge dat uw activiteit meet (een smartwatch). Met een speciale app op uw mobiele telefoon, verzamelen we die gegevens. U draagt het horloge in ieder geval overdag, gedurende de 3 jaar dat u aan de studie mee doet. We vragen u hiervoor apart toestemming.

Deelonderzoeken

U kunt na één jaar gevraagd worden om aan andere deelonderzoeken mee te doen. U kunt zelf beslissen of u daaraan wilt meedoen of niet. Hieronder staan de deelonderzoeken omschreven.

Het cohort - de gegevens van mensen die we over tijd volgen - is de ruggengraat van het onderzoek. Het is belangrijk dat dit onderzoek goed wordt uitgevoerd. Daarnaast is het belangrijk dat de mensen die beginnen aan het onderzoek, ook tot het eind mee willen blijven doen. Alleen dan kunnen we iets zeggen over hoe het met deze mensen gaat en of er veranderingen zijn in de artrose klachten over de drie jaar die we meten.

We willen proberen alle belangrijke factoren uit te vragen tijdens deze drie jaar om te zien wat het meest van invloed is op het verloop van de artrose, maar ook welke behandeling het beste werkt bij wie. Daarom zullen we aan het begin en aan het einde van die drie jaar metingen doen op locatie en tussendoor zullen we elke 3 maanden een vragenlijst opsturen. Dit doen we om alle mogelijke belangrijke factoren mee te neme.

We vinden het belangrijk dat er patiënten meekijken en meedenken met de onderzoekers. Patiënten kunnen hun ervaringskennis inbrengen. Onderzoekers kunnen daar weer van leren. Bijvoorbeeld: wat zijn de problemen van patiënten met artrose in het dagelijks leven? Waar lopen zij tegenaan? Maar de samenwerking leert onderzoekers ook om hun werk uit te leggen in gewone mensen taal. En om de resultaten van het onderzoek in die duidelijke taal aan andere patiënten over te brengen.

Een raad van 15 mensen met artrose zal de komende vijf jaar met de onderzoekers in gesprek blijven over hun onderzoek. Deze raad van patiënten kunnen ook betrokken zijn bij één of twee onderzoekers uit de deelonderzoeken. Heel erg leuk, want zo leert de patiënt ook veel nieuwtjes van de onderzoeken. Daarnaast mag hij of zij achter de schermen kijken van de wetenschappelijke wereld. Ook zullen de 15 patiënten uit deze raad een belangrijke rol spelen in de communicatie over de bevindingen en resultaten van het onderzoek, maar ook bij de communicatie met de 500 patiënten binnen het onderzoek.

Omdat patiënten lang zullen meedenken met het onderzoek, kunnen ze zelf ook onderzoeksvragen hebben. De onderzoeker uit dit deelonderzoek heeft tijd om samen met de patiënten een vraag te bedenken die voor hen belangrijk is. Deze onderzoeker heeft ook de tijd om die onderzoeksvraag te beantwoorden. Voor wat, hoort wat, dus.

Het wordt steeds duidelijker dat er veel verschillen bestaan tussen artrose patiënten. Dit is zelfs het geval tussen verschillende patiënten met allemaal artrose van de knie. Dit betekent dat niet alle (knie) artrose patiënten op dezelfde manier moeten worden behandeld om de artrose af te remmen of zelfs te stoppen. Om de juiste behandeling te kunnen kiezen voor een patiënt moeten we weten hoe de ene patiënt verschilt van de andere. Helaas zijn we tot nu toe nog niet goed in staat om patiënten in de juiste groep in te delen met de bijbehorende passende behandeling. Het doel van dit deelonderzoek is het verder ontwikkelen van methoden om de juiste patiënt te kunnen selecteren voor de juiste behandeling.

Om dit mogelijk te maken zullen we gebruik maken van recent ontwikkelde unieke biologische testen. Voor deze testen maken we gebruik van een kleine hoeveelheid bloed. Met deze biologische testen krijgen we inzicht in wat de ziekmakende processen zijn die in een bepaalde patiënt bijdragen aan de artrose. De kennis over deze processen per individuele patiënt zal het mogelijk maken de meest optimale behandeling te kiezen voor deze patiënt.

Het doel van dit deelonderzoek is het ontwikkelen en introduceren van een nieuw model voor het uittesten van medicijnen voor de behandeling van artrose. Op dit moment testen we nieuwe behandelingen voor artrose meestal eerst op diermodellen, ondanks dat we weten dat deze niet altijd goed voorspellen of een behandeling werkt bij mensen. Om deze tekortkomingen aan te pakken heeft de Universiteit Twente geïnvesteerd in het ontwikkelen van een zogenaamde gewricht-op-een-chip model. Dit model is een miniatuurversie van het menselijke gewricht ter grootte van een 5 euro cent munt. Het model bootst de biologische processen in het menselijk gewricht natuurgetrouw na en lijkt uitermate geschikt voor het uittesten van mogelijke medicijnen die bekeken worden in deelonderzoek medicatie. Een groot voordeel van het model is dat het volledig gebruik maakt van menselijke cellen afkomstig van patiënten die een knie operatie ondergaan. Dit stelt ons in staat om vast te stellen hoe individuele patiënten op een bepaald medicijn reageren. We weten immers dat er grote verschillen tussen patiënten zijn, waarbij sommige patiënten goed en andere patiënten juist niet op een medicijn reageren.

In dit deelonderzoek staat bewegen centraal. Bewegen is belangrijk voor iedereen, en zeker ook voor mensen met artrose. Hoewel de klachten bij artrose er juist toe leiden dat bewegen moeilijker wordt.

We zullen kijken naar de verandering van het bewegen van mensen met artrose in de knie of de heup na verloop van tijd door gebruik te maken van een meethorloge. Hiermee kunnen we van dag tot dag over de jaren heen kijken naar welke verandering in beweging normaal is of wat wijst op achteruitgang. Als we dat weten, kunnen we ook dit soort metingen gebruiken om de behandeling van mensen op het juist moment te starten.

Daarnaast willen we kijken naar welke mensen meer risico hebben om sneller achteruit te gaan op dagelijkse activiteiten. Hiervoor kijken we naar hoe goed mensen kunnen lopen en opstaan uit een stoel tijdens de eerste meting van het cohort. De manier en snelheid van bewegen wordt gemeten door kleine kastjes (sensoren). Deze sensoren kunnen ons de verschillen laten zien tussen mensen die veel, of die weinig of niet achteruit gaan in de jaren dat we ze volgen.

In dit deelonderzoek gaan we onderzoeken hoe artrose invloed heeft op de belastingen op het kraakbeen in de knie. Hiervoor maken we gebruik van computermodellen. Daarbij kunnen we voor iedere beweging de spier- en gewrichtskrachten en de belasting op het kraakbeen uitrekenen in verschillende patiënten met verschillende fases van artrose. De computermodellen worden gemaakt uit de data van het deelonderzoek ‘het bewegen monitoren’.

We verwachten dat de belastingen op de knie verband houden met de ontwikkeling van artrose in de knie. Om dit beter te onderzoeken, gaan we modellen maken van verschillende groepen patiënten. De eerste groep bestaat uit gezonde vrijwilligers. Deze dient als een controlegroep van ‘gezonde’ kraakbeenbelasting, waarmee de overige groepen vergeleken zullen worden. De tweede groep bestaat uit patiënten die een operatie krijgen om een meniscusprothese te plaatsen. Deze groep patiënten heeft een mogelijk hoger risico op latere ontwikkeling van artrose. De laatste groep bestaat uit patiënten die een amputatieprothese krijgen in het onderbeen. Patiënten met een dergelijke prothese hebben ook een verhoogd risico om artrose te ontwikkelen.

Op basis van dit onderzoek willen we richtlijnen opstellen die helpen om de ontwikkeling van artrose in verschillende patiëntengroepen te verminderen of voorkomen.

Op dit moment is er nog geen geneesmiddel dat artrose stopt. De geneesmiddelen die nu worden gebruikt bij artrose onderdrukken alleen maar de klachten, maar doen niets tegen de artrose zelf. Zo worden op dit moment vaak pijnstillers zoals paracetamol, ibuprofen, diclofenac en naproxen gebruikt bij artrose.

Onderzoekers proberen al jarenlang geneesmiddelen te ontwikkelen die de artrose kunnen stoppen. Helaas is het niet makkelijk om een goed werkend middel bij artrose te vinden. Dit komt deels doordat er mogelijk niet één type artrose is, wat aangeeft dat er mogelijk meer maatwerk nodig is bij de keuze voor een artrose geneesmiddel. Bij dit deelonderzoek gaan we kijken naar de verschillende types artrose en welk middel het beste werkt bij welk type artrose.

Een andere reden waarom het moeilijk is om een geneesmiddel te ontwikkelen bij artrose zijn de kosten. Het is ontzettend duur om een geneesmiddel te ontwikkelen. Om de kosten te besparen willen we eerst kijken naar alle geneesmiddelen die in Nederland al in de handel zijn, maar die voor een andere aandoening worden gebruikt. Deze kunnen mogelijk ook goed werken bij artrose. De voordelen hiervan zijn dat je van zo’n middel al weet of er (ernstige) bijwerkingen optreden en is het alleenrecht van een middel verlopen waardoor deze middelen ook nog eens goedkoper zijn. 

Het doel van het gehele onderzoek is om te bepalen wat de beste aanpak is bij artrose. In dit deelonderzoek zullen we daarom kijken hoe een andere behandeling van artrose, bijvoorbeeld met andere medicijnen, de gevolgen van artrose verandert. Naast medicijnen bestaan er ook andere behandelingen van artrose, en wij gaan onderzoeken welke combinatie van behandelingen goed past bij de individuele patiënt.

Dat zullen we doen door een simulatiemodel te ontwikkelen waarbij de ervaringen van mensen met artrose worden gebruikt. We gaan kijken hoe vaak iemand bijvoorbeeld naar een huisarts of reumatoloog gaat, hoeveel mensen een nieuwe knie krijgen, en wanneer. Wat de invloed van artrose is op het dagelijks leven van deze mensen, bijvoorbeeld hoeveel pijn ze hebben, en of mensen met artrose minder kunnen werken, of dat ze bijvoorbeeld minder goed het huishouden kunnen doen. Ook kijken we wat de kosten hiervan zijn. Vervolgens gaan we kijken of mensen minder van deze nadelige effecten van hun artrose ervaren door een nieuwe behandeling, of een combinatie van nieuwe behandelingen. We zullen ook onderzoeken wat de kosten in deze mensen zijn, en wat deze nieuwe behandelingen kosten. Zo kunnen we bepalen wat de voordelen van deze nieuwe (combinatie van) behandelingen zijn, zowel voor de mensen met artrose, maar ook voor de gezondheidszorg.